Voorbij het zonnedorp-ideaal
De manier waarop we naar publieke ruimte kijken, wordt sterk gevoed door enkele aannames[1]: (1) de publieke ruimte is vredig en (2) staat open voor iedereen. Dit zonnedorp-ideaal – de publieke ruimte als conflictvrije speeltuin voor kinderen, jongeren en volwassenen – strookt echter niet met de realiteit. De publieke ruimte is namelijk een essentieel gecontesteerde plaats[2]. Verschillende groepen (bijv. politie, langdurige bewoners, nieuwkomers…) oefenen op verschillende manieren macht en invloed uit[3] en proberen op deze manier controle te verwerven over de publieke ruimte. Het is net die dominantie van bepaalde groepen die de publieke ruimte soms vredig doet ogen[4]. De dominante meerderheid bepaalt namelijk de onzichtbare regels over wat wel en niet kan[5] en gaat de naleving ervan ook controleren.
Het zonnedorp-ideaal vertrekt vanuit een ideale jongere in een ideale ruimte en is dan ook niet alleen onbereikbaar, maar bovendien ook onwenselijk. Het leidt namelijk steeds weer tot uitsluiting van – vaak kwetsbare – groepen uit de publieke ruimte, aangezien het onvermijdelijk gepaard gaat met de uiting van macht, ten koste van zij in de minst machtige positie. Toch blijft dit ideaal kleuren hoe we kijken naar de publieke ruimte en hoe er omgegaan wordt met de aanwezigheid van jongeren in die ruimte. Getuige hiervan zijn de frequente berichten over ‘overlast’ door rondhangende jongeren. Sommige jongeren voldoen niet aan het ideaal en stellen het dominante gebruik van de publieke ruimte in vraag[6], wat aanleiding geeft tot – veelal sanctionerende – maatschappelijke antwoorden ten aanzien van hun aanwezigheid. Deze zijn voornamelijk gericht op gedragsregulering en hebben de neiging om het sociale leven in de publieke ruimte te organiseren en te normaliseren op basis van een normatieve invulling van wat ‘(on)gewenst’ is in een bepaalde situatie of context[7]. Op deze manier worden niet alleen bepaalde jongeren of bepaalde manieren van aanwezig zijn in de publieke ruimte per definitie uitgesloten, zo wordt ook de kracht van de publieke ruimte als podium voor stedelijk samenleven[8] tenietgedaan.
Het publiek karakter van de publieke ruimte
Vertrekken vanuit het zonnedorp-ideaal houdt dus het risico in om bestaande ongelijkheden te vergroten. Om werk te maken van een jeugdvriendelijke publieke ruimte, moet er dus anders gekeken worden naar die ruimte. Daarvoor is het zinvol om terug te keren naar de basis, naar wat het publieke – het publiek karakter – van de publieke ruimte precies inhoudt. Dit kan namelijk naar verschillende zaken verwijzen: Is het publiek omdat het gerelateerd is aan de staat? Omdat het toegankelijk is voor iedereen? Omdat het van belang is voor iedereen?
Noch in de praktijk, noch in de literatuur bestaat hier eensgezindheid over. Gert Biesta[9] levert echter een interessante bijdrage aan het debat. Hij wijst op de politieke betekenis van de publieke sfeer. De waarden die op het spel staan in de publieke sfeer zijn namelijk politieke waarden en de publieke ruimte is voor hem dan ook in essentie een plaats die politieke actie mogelijk maakt: een plaats waar mensen publiek kunnen worden zonder voorschrift van wat gepast of ongepast gedrag is. Het publiek karakter van de publieke ruimte kan tot uiting komen op het moment dat skaters in het straatbeeld – op trappen, op banken – beginnen skaten. Op het moment dat vrouwen beginnen dansen in een – door mannen overheerst – park. Op het moment dat bewoners beginnen ontbijten op een plein. Het gaat dan om het zichtbaar maken – en erkennen – van manieren van zijn die voorheen niet mogelijk waren en het voortdurend onderhandelen over wie wat mag doen in de publieke ruimte.
JOP-onderzoek Brussel[10]
In het hieronder voorgestelde onderzoek wordt vanuit dit perspectief gekeken naar de kwaliteit van de publieke ruimte en de betekenis van deze ruimte voor jongeren. Het onderzoek werd tussen maart en september 2023 uitgevoerd voor het Jeugdonderzoeksplatform (JOP), in opdracht van de Vlaams minister van Jeugd. Door middel van een combinatie van observaties, focusgroepen en interviews met jongeren (N=53; 14-26 jaar), professionals en beleidsmakers (N=9) werden de vrijplaatsen voor jongeren in drie sterk verschillende Brusselse buurten onderzocht: een sociale hoogbouwwijk in een groene omgeving (Peterbos), een etnisch diverse 19e eeuwse arbeiderswijk (Brabantwijk) en een commercieel georiënteerde buitenwijk (Stokkel).
Beschikbaarheid onder druk
Uit het onderzoek blijkt dat net in die onderzochte buurten met een hoge bevolkingsdichtheid en een vaak beperkte, weinig kwalitatieve private ruimte, de beschikbaarheid van kwalitatieve publieke ruimte het meest onder druk staat. Ofwel is de publieke ruimte – naast straten of parkeerruimte – beperkt, ofwel is er wel ruimte, maar is ze weinig ingericht of is de inrichting verouderd. Nochtans bleek uit het onderzoek dat vooral in die buurten de nood aan publieke ruimte het hoogst was.
R7: Maar het is ook een wijk, naar mijn gevoel ook, die enorm veel buiten leeft, ten opzichte van andere wijken. Nochtans is er heel weinig…
[…]
R4: Maar je hebt nog steeds in de winter eigenlijk, want er zijn hier zo gigantische families, die hebben keikleine plaatsen, dus die zoeken echt naar plaatsen om zelf in slecht weer naartoe te gaan. Ze hebben gewoon geen plaats.
(Focusgroep Brabantwijk, 21 mei 2023)
Bruikbaarheid onder druk
In sommige buurten wordt de publieke ruimte sterk geprivatiseerd. Ze wordt slechts beperkt gebruikt door jongeren en andere bewoners en als ze dan toch gebruikt wordt, dan is het voornamelijk voor private of commerciële functies. Zo wordt ze gebruikt om zich te verplaatsen tussen private eilanden zoals thuis of de jeugdbeweging, of wordt ze gebruikt als terrasruimte voor bars.
Ik denk vooral onbewust. Zoals de straat… om te wandelen of gewoon mij te verplaatsen naar school, naar mijn stage, naar de bib. Euh ja… voila… ik denk dat publieke ruimte vooral onbewust is en als je er dan wel gebruik van maakt, dat je het dan niet onder publieke ruimte steekt, maar gewoon als omgeving.
(Focusgroep Stokkel, 31 maart 2023)
Andere manieren van aanwezig zijn in de publieke ruimte – die deze private functies bevragen – worden volgens de jongeren al snel in vraag gesteld. Dit leidt tot exclusie en stigmatisering van bepaalde jongeren.
R3: Ze storen ons. Ze zeggen vaak dat we hen storen, maar wij storen nooit, we doen geen kwaad…
I: Ze vinden dat jullie storend zijn?
R3: Maar wij zijn nooit storend.
R2: Zij hebben het idee dat wij hen storen, we mogen niet meer spelen op plaatsen voor hun deur. We vormen een schandaal omdat we voor hun deur spelen, maar de regels hier zijn dat we tot 21u of 22u geluid mogen maken… maar wanneer het nog maar 18u is, volgen er soms al klachten.
(Focusgroep Vriendschapswijk, 20 september 2023)
In andere buurten veranderen de ruimtelijke claims van sommige – voornamelijk mannelijke – gebruikers van de publieke ruimte deze in een parochiale ruimte. In dergelijke ruime is een parochiale sfeer dominant. Deze sfeer wordt volgens Lofland[11] gekenmerkt door een sterk gemeenschapsgevoel, een gevoel van familiariteit onder zij die tot deze gemeenschap behoren of het gevoel hebben ertoe te behoren, maar ook uitsluiting van zij die zich er geen deel van voelen. Dit gaat dan bijvoorbeeld om sommige jongeren, in het bijzonder meisjes. Dit wordt nog verder aangetoond door de aanwezigheid van een sterk subjectief onveiligheidsgevoel, wat ertoe leidt dat sommige jongeren zich welkom voelen, terwijl andere jongeren zich juist weggeduwd voelen.
R4: Ja, zo catcalling enzo
R2: Of als er zo een groep jongens op een bankje zit, om daar dan langs te lopen…
R4: Een groep jongens die je uitscheldt ofzo…
R3: Zo een keigrote groep jongens. Die hebben sowieso recht om daar te zijn, maar dat maakt het wel zo van “Ik ga hier niet blijven”.
R4: Maar als die gewoon zo bij elkaar blijven, dan gaat dat eigenlijk wel, ik vind dat niet zo erg. Maar vanaf het moment dat die commentaar geven op iemand die passeert of vanaf dat ze anderen beginnen lastigvallen omdat ze verveeld zijn.
(Focusgroep Brabantwijk, 23 mei 2023)
De publieke ruimte als mede-opvoeder
De gesprekken met de jongeren maakten duidelijk dat de beperkte beschikbaarheid van de publieke ruimte in buurten waar de private ruimte en de financiële mogelijkheden van bewoners beperkt zijn, op een dubbele manier doorwerkt. Niet alleen komen de mogelijkheden van jongeren om feitelijk aanwezig te zijn onder druk te staan, het zorgt ook voor negatieve ervaringen van burger zijn: het leidt tot frustraties bij jongeren en het gevoel van geen tel te zijn.
Niet alleen de beschikbaarheid van de publieke ruimte speelt echter een rol in de beleving van deze ruimte door jongeren. Ook de bruikbaarheid is van belang. Door processen van parochialisering of privatisering komt de betekenis van de publieke ruimte als plaats die politieke actie mogelijk maakt namelijk onder druk te staan. Dit leidt ertoe dat in beide gevallen een publiek (e.g. bepaalde jongeren, meisjes…) uit de publieke ruimte geduwd dreigt te worden, maar ook dat het publiek karakter van de publieke ruimte onder druk staat.
In beide gevallen is er namelijk een consensus over wie op welke manier aanwezig mag zijn, wat uitgedragen wordt via vormen van directe en sociale controle. Dit wordt gevoed door bepaalde verwachtingen van de ideale jongere en het ideale gedrag in de publieke ruimte. Uit het onderzoek blijkt dat deze idealen sterk verschillen tussen verschillende buurten, maar dat ze wel telkens een grote impact hebben op hoe jongeren aanwezig mogen zijn en op hun ervaringen in de buurt. Afhankelijk van de buurt is er daardoor voor sommige jongeren of voor bepaalde manieren van aanwezig zijn weinig mentale ruimte. Hierdoor wordt hun aanwezigheid of gedrag snel geproblematiseerd. Jongeren krijgen zo enerzijds verwachtingen mee van wat een goede jongere en gepast gedrag is, maar krijgen anderzijds ook het gevoel er niet te mogen zijn wanneer ze hier niet aan voldoen. Dit kan er ook toe leiden dat ze niet meer aanwezig willen zijn en zet de manier waarop ze zich burger voelen onder druk[12]. Bovendien worden doorheen de verschillende sferen in verschillende buurten ook andere waarden en andere beelden van wat een goede samenleving is uitgedragen. In de private sfeer staan (de ontwikkeling van) het individu, private netwerken, commerciële belangen en individuele belangen centraal. Binnen de parochiale sfeer staan de eigen gemeenschap, daarbinnen geldende normen en waarden en gemeenschapsbelangen centraal. Het gevolg hiervan is dat jongeren opgroeien zonder een gevoel van publiek goed en gemeenschappelijk belang en zonder ervaringen van democratie in de publieke ruimte[13].
Dit alles samen leert jongeren – al dan niet bewust – heel wat over de samenleving en de eigen positie in die samenleving. Afhankelijk van de buurt en de kenmerken van de jongeren zelf is dat echter erg verschillend. Het onderzoek maakt zo duidelijk dat de publieke ruimte niet louter een achtergrond is waartegen opvoeding en ontwikkeling plaatsvindt, maar een mede-opvoeder[14] is die mee vormgeeft aan de relatie tussen jongeren en de samenleving. De publieke ruimte en het vormgeven aan die ruimte is dan ook niet neutraal, maar heeft steeds een pedagogische betekenis.
Bezorgdheid om het publiek karakter
Het bewerkstelligen van bijkomende mogelijkheden waarop en ruimte waarin jongeren aanwezig kunnen zijn, is dus nog steeds van groot belang, in het bijzonder in die buurten waar bewoners veel terugvallen op die publieke ruimte. Er is daarnaast ook nood aan een bewustzijn van en een bezorgdheid om het publiek karakter en de pedagogische betekenis van de publieke ruimte. Er moet dus niet alleen stilgestaan worden bij hoe jongeren aanwezig kunnen zijn in de publieke ruimte, maar ook bij de manier waarop ze aanwezig mogen en willen zijn, wat hen dat leert over de samenleving en hun eigen positie erin en de wenselijkheid van deze pedagogische betekenis.
Bij het streven naar jeugdvriendelijke ruimte mogen we dan ook niet vervallen in een streven naar een homogene publieke ruimte door exclusie van bepaalde groepen. Vaak bevinden zij zich reeds in een kwetsbare positie en zijn ze voor verschillende zaken aangewezen op de publieke ruimte. Het is eerder een kwestie van het (her)bevestigen van het publiek karakter en het publieke belang en het verruimen van de ontplooiingsmogelijkheden van kinderen, jongeren én volwassenen. Dat betekent niet dat alles kan of dat gedragsregulerende maatregelen niet mogelijk zijn, maar wel dat deze niet los kunnen staan van een debat over waar jongeren en andere bewoners dan wel aanwezig kunnen, mogen en willen zijn en de structurele, maatschappelijke condities waarin ze leven. Ook jongeren zijn zich daar zelf bewust van.
R7: Ze proppen ook alle mensen die minder kansrijk zijn samen en dat creëert ook ineens een plaats met keiveel vuil en… allez, dat hoort vaak samen of dat je het wilt of niet. En dat heeft niets te maken met of dat je arm bent of rijk, maar het is feit van iedereen wordt daarin gepropt. Je hebt dan ook niet het gevoel dat je welkom bent en je wilt ook niet welkom zijn voor anderen en… dat is volgens mij dan een geheel.
(Focusgroep Brabantwijk, 23 mei 2023)
Om dit mogelijk te maken is het belangrijk om structurele ongelijkheden te bevragen, maar is het ook nodig dat de bestaande orde onderbroken kan worden. Daarvoor moet er ruimte zijn of gemaakt worden voor politieke actie of dissensus: het toelaten van nieuwe elementen of nieuwe manieren van zijn die er op het eerste gezicht niet thuis lijken te horen. Het gaat dan dus niet om het per definitie uitsluiten van bepaalde gebruikers van of bepaald gedrag in de publieke ruimte, maar wel om het openbreken van de situatie zoals ze is en wie op welke manier aanwezig mag zijn. Aandacht voor de historische, economische en sociale context van een buurt en zijn bewoners is hiervoor cruciaal.
Daarvoor is het belangrijk om te investeren in aanwezigheid in buurten, in de leefwereld van bewoners. Dat kan door zelf rond te hangen, te observeren, of door te investeren in professionals die vertrekken vanuit de publieke ruimte en de buurt door en door kennen. Daarbij moet het gaan om meer dan vindplaatsgericht werken gericht op doorstroming naar andere pedagogische omgevingen. Het is belangrijk om ook professionals en praktijken te hebben die aan de slag gaan in en met de publieke ruimte zelf. Zij kunnen mediëren tussen verschillende gebruikers en gebruiken, en jongeren ondersteunen in hun activiteiten of acties die de bestaande orde in de publieke ruimte in vraag stellen. Het gaat dan om professionals zoals buurtwerkers, straathoekwerkers of (jeugd)opbouwwerkers die politiserend werken, de belangen van kinderen en jongeren verbinden met die van volwassenen en oog hebben voor structurele ongelijkheden.
Alle wegen leiden naar Zonnedorp?
Momenteel lijken dit soort professionals en dit soort praktijken echter nog vaak afwezig te zijn. Vandaar mijn pleidooi om op een andere manier te kijken naar de publieke ruimte en het vormgeven aan jeugdvriendelijke publieke ruimte. Niet als product, maar als een proces[15], een kwaliteit van de publieke ruimte die nooit af is en als dusdanig steeds opnieuw bevestigd moet worden. Dit vergt inspanningen en investeringen in het publiek karakter van de publieke ruimte, maar is belangrijk om niet in de val van het Zonnedorp-ideaal te trappen. Niet alle wegen leiden namelijk naar Zonnedorp!
Bronnen
[1] De Backer, M. (2016). The Publicness Paradox: Young people and the production of parochial places. Environnement Urbain/Urban Environment, 10, 1-20. Gedownload op 15 november 2023, van https://eue.revues.org/142
[2] Cahill, C. (2000). Street Literacy: Urban Teenagers’ Strategies for Negotiating their Neighbourhood. Journal of Youth Studies, 3(3), 251-277. doi:10.1080/71368437
[3] Cahill, C. (2000). Street Literacy: Urban Teenagers’ Strategies for Negotiating their Neighbourhood. Journal of Youth Studies, 3(3), 251-277. doi:10.1080/71368437
[4] De Backer, M. (2016). The Publicness Paradox: Young people and the production of parochial places. Environnement Urbain/Urban Environment, 10, 1-20. Gedownload op 15 november 2023, van https://eue.revues.org/142
[5] Moris, M. (2021, 7 december). ‘Wie het meest nood heeft aan publieke ruimte, heeft die het minst’. Sociaal.Net. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://sociaal.net/achtergrond/sociale-ongelijkheid-in-publieke-ruimte/
[6] Pleysier, S. (2021). ‘No ball games’: de regulering van het gedrag van jongeren in de publieke ruimte. In N. Van Ceulebroeck, I. Pichal, C. Peeters, & D. Reynaert (Eds.), Dwalen met een doel: Lokaal kiezen voor kindvriendelijkheid (pp. 101-114). Bataljong vzw.
[7] Pleysier, S. (2021). ‘No ball games’: de regulering van het gedrag van jongeren in de publieke ruimte. In N. Van Ceulebroeck, I. Pichal, C. Peeters, & D. Reynaert (Eds.), Dwalen met een doel: Lokaal kiezen voor kindvriendelijkheid (pp. 101-114). Bataljong vzw.
[8] Moris, M. (2021, 7 december). ‘Wie het meest nood heeft aan publieke ruimte, heeft die het minst’. Sociaal.Net. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://sociaal.net/achtergrond/sociale-ongelijkheid-in-publieke-ruimte/
[9] Biesta, G. (2012). Becoming public: public pedagogy, citizenship and the public sphere. Social & Cultural Geography, 13(7), 683-697. doi:10.1080/14649365.2012.72373
[10] Van Thomme, S., Lagaert, S., & Bradt, L. (2023). JOP-rapport kortlopend onderzoek Brussel. Perspectieven van Brusselse jongeren op de vrijplaatsen in hun buurt. Gedownload op 29 maart 2024, van http://hdl.handle.net/1854/LU-01HGZWZ1CMB96R7JQ6SB5SFW3A
[11] Lofland, L. (1989). The Morality of Urban Public Life: The Emergence and Continuation of a Debate. Places, 6(1), 18-23. Gedownload op 24 april 2024, van https://escholarship.org/uc/item/3k82388j
[12] Biesta, G., Lawy, R., & Kelly, N. (2009). Understanding young people’s citizenship learning in everyday life: The role of contexts, relationships and dispositions. Education, Citizenship and Social Justice, 4(5), 5-24. doi:10.1177/1746197908099374
[13] Biesta, G. (2012). Becoming public: public pedagogy, citizenship and the public sphere. Social & Cultural Geography, 13(7), 683-697. doi:10.1080/14649365.2012.72373
[14] De Visscher, S. (2015). The ideal child in the ideal city? The city as a co-educator. Gedownload op 20 februari 2023, van https://www.researchgate.net/publication/283462875_The_ideal_child_in_the_ideal_city_The_city_as_a_co-educator
[15] De Visscher, S. (2016). The subjectification of the child friendly city. Gedownload op 20 februari 2023, van https://www.researchgate.net/publication/310678339_The_subjectification_of_the_child_friendly_city_Keynote_paper