Rondhangen heeft (onterecht) een negatieve connotatie en wordt bijna standaard geassocieerd met overlast, een begrip waarin perceptie en omstandigheden een bepalende rol spelen.
1. Enerzijds zijn er de objectieve aspecten van overlast die altijd en overal een negatieve invloed hebben, denk aan zwerfvuil, vandalisme…
2. Anderzijds zijn er de subjectieve elementen die sterk afhankelijk zijn van persoonlijke voorkeuren, interpersoonlijke dynamieken en de setting van de gebeurtenissen. Denk aan het spelen van muziek, gras maaien of rondcruisen op een elektrische step. Die activiteiten zijn op zich geen overlast, maar kunnen wel als dusdanig ervaren worden op bepaalde tijdstippen, in drukke buurten of door het herhaaldelijk plaatsvinden.
Wanneer rondhangen als overlast wordt gezien, gaat het in grote mate over de subjectieve aspecten. De objectieve overlast komt minder vaak voor. Vaak pikken klassieke en sociale media net die situaties op en versterken en legitimeren zo de negatieve beeldvorming. De overgrote meerderheid van de jongeren in de publieke ruimte betaalt de tol voor het onaanvaardbaar gedrag van enkelen.
1. Openbare ruimte waar sterk ingezet wordt op het publieke karakter, verhoogt de kansen op interculturele en intergenerationele contacten. Bovendien leidt het tot een veel sterkere verbondenheid met de samenleving en de democratie.
2. De thuis- en woonsituatie bepaalt ook mee de nood aan publieke ruimte. Wie beperkter behuisd is en geen tuin heeft, gebruikt de publieke ruimte intensiever.
3. Mogen vertoeven in de publieke ruimte, is een recht voor alle kinderen en jongeren. Het recht op rust en ontspanning (kinderrechtenverdrag artikel 31) impliceert dit. Als overheid heb je de verantwoordelijkheid om kwalitatieve en toegankelijke publieke ruimtes te voorzien, waarin verschillende groepen aanwezig kunnen en mogen zijn.